De sportieve ademhalingsarbeid

Sportievelingen ademen sneller. Tijdens het grootste deel van de wedstrijd of tijdens trainingen, zijn ze heel intensief aan het bewegen of zijn ze aan het herstellen van de inspanning. Gewonde spelers of spelers die onwel zijn, kunnen soms ook snel ademen. Normaalgezien ademen de meeste mensen op rustig momenten ongeveer 15 keer per minuut en elke ademhaling duurt ongeveer even lang en is even diep.

Je gebruikt je middenrif voor een normale rustige ademhaling. Het is een dunne spierlaag die overlangs het lichaam gaat en de borstkas van de buik scheidt. Het middenrif gaat omhoog en omlaag als we ademen en helpt zo om lucht in de longen te krijgen. De spieren tussen de ribben (de intercostale spieren) helpen ook om de borstkas groter te maken terwijl we lucht in- en uitademen.

Als mensen sneller ademen, neemt de snelheid van de ademhalingen toe en zullen er meer spieren moeten werken. Deze inspanning wordt ook wel eens de ‘ademhalingsarbeid’ genoemd. Naast een snelle ademhaling, kan je ook vaststellen dat de buikspieren, ribspieren en zelfs de nekspieren aan het werk zijn om de ademhaling te helpen. Zolang deze ‘arbeid’ afneemt met de tijd, is dit geruststellend. Maar, als de ademhalingssnelheid en de ademhalingsarbeid heel intensief blijven of zelfs toenemen, dan is dit een zorgwekkend signaal en is hulpverlening dringend nodig.